Richtlijn HIV
Deze pagina is het laatst bewerkt op 9 nov 2023 om 15:52. | Deze pagina is 5.839 maal bekeken.

Varicellazostervirus

Uit Richtlijnen HIV

Versie op 9 nov 2023 15:52 van Mtuut (Overleg | bijdragen)
(wijz) ←Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie→ (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Varicella
Bij mensen met hiv zonder IgG tegen VZV en CD4-aantal > 200/mm3 en bij voorkeur ondetecteerbare hiv-RNA kan vaccinatie tegen varicella met levend verzwakt virus (Provarivax®) worden overwogen. Bij CD4-aantal < 200/mm3 is vaccinatie met levend verzwakt virus (Provarivax®) gecontra-indiceerd.

Herpes zoster

  • Vanwege verhoogd risico op herpes zoster en daaraan gerelateerde complicaties (bijvoorbeeld postherpetische neuralgie) bij mensen met hiv wordt vaccinatie met varicella-zostervaccin (Shingrix®) aanbevolen, vooral aan mensen ouder dan 50 jaar, na doorgemaakte gordelroos, bij CD4-aantal < 200/mm3 of persisterend meetbare hiv-RNA.
  • In geval van actieve gordelroos, wordt geadviseerd 2 maanden te wachten met vaccinatie, conform het interval tussen 2 vaccinaties (met dit interval is er in theorie een betere stimulatie van de ontstane natuurlijke immuniteit door het vaccin). Echter, het is ook toegestaan om direct te vaccineren na het indrogen van de blaasjes.
  • Varicella-zostervaccin kan simultaan toegediend worden met andere vaccins (zoals het pneumokokken-vaccin). Hierbij is het advies met de patiënt de mogelijke reactogeniciteit van het Shingrix-adjuvans te bespreken. Bij het ontstaan van bijwerkingen na een simultane vaccinatie met Shingrix® en pneumokokkenvaccin is het belangrijk om het onderscheid te kunnen maken (bijv. door goed te noteren in welke ledemaat welk vaccin is toegediend).