Richtlijn HIV
Deze pagina is het laatst bewerkt op 9 nov 2023 om 15:52. | Deze pagina is 29.107 maal bekeken.

Hepatitis A en B

Uit Richtlijnen HIV

(Verschil tussen bewerkingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
Regel 3: Regel 3:
'''Hepatitis B'''<br>De wijze van transmissie van hepatitis B is identiek aan die van HIV. De kans op overdracht is echter veel hoger dan die van HIV. De kans op het ontstaan van chronisch dragerschap is drie- tot zesmaal hoger dan bij HIV-seronegatieve personen. Onderliggend leverlijden (hepatitis C) kan exacerberen tijdens een infectie met hepatitis B. De vorming van antistoffen na vaccinatie met het T-celafhankelijke vaccin is gestoord bij een verlaagd aantal CD4 lymfocyten; controle van antistoffen na vaccinatie is aangewezen.<br>  
'''Hepatitis B'''<br>De wijze van transmissie van hepatitis B is identiek aan die van HIV. De kans op overdracht is echter veel hoger dan die van HIV. De kans op het ontstaan van chronisch dragerschap is drie- tot zesmaal hoger dan bij HIV-seronegatieve personen. Onderliggend leverlijden (hepatitis C) kan exacerberen tijdens een infectie met hepatitis B. De vorming van antistoffen na vaccinatie met het T-celafhankelijke vaccin is gestoord bij een verlaagd aantal CD4 lymfocyten; controle van antistoffen na vaccinatie is aangewezen.<br>  
-
Bij patienten met een CD4 aantal &gt; 500/mm<sup>3</sup> is er goede respons beschreven op een versneld vaccinatieschema (0,1,3 weken t.o.v. 0, 4, 24 weken). Met name gezien de betere compliance met het verkorte schema is dit bij deze groep aan te bevelen. Antistoftiter bepalingen blijven nodig na ene volledige serie om de respons te evalueren. Bij de andere patiëntengroepen indien mogelijk wachten met vaccinatie tot HAART is gestart en HIV-RNA ondetecteerbaar is, omdat de respons hoger is. Bij hoog risicopatienten wel meteen vaccinatie starten ([http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21266513 de Vries-Sluijs, 2011]).<br>  
+
Voor de wijze van vaccineren wordt verwezen naar het [http://www.rivm.nl/dsresource?objectid=rivmp:208808&type=org&disposition=inline&ns_nc=1 RIVM-rapport&nbsp;Vaccineren van hivpatiënten binnen het vaccinatieprogramma&nbsp;hepatitis B-risicogroepen].<br>
 +
 
 +
NB 1. Bij non-responders zonder bekende afweerstoornissen is een goede respons op dubbele dosis vaccinatie 0-1-6 beschreven. In aanvulling op bovengenoemde bijlage zou dit na 6 eerdere vaccinaties overwogen kunnen worden ([http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18544037 Cardell, 2008]).
 +
 
 +
NB 2. Bij patienten met een CD4 aantal &gt; 500/mm<sup>3</sup> is er goede respons beschreven op een versneld vaccinatieschema (0,1,3 weken t.o.v. 0, 4, 24 weken). Als er zorgen zijn over adherence is dit verkorte schema bij deze groep te overwegen. Antistoftiter bepalingen blijven nodig na een volledige serie om de respons te evalueren ([http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21266513 de Vries-Sluijs, 2011]).<br>  
'''Aanbeveling'''  
'''Aanbeveling'''  

Versie op 15 okt 2014 14:28

Hepatitis A
Bij patiënten met hemofilie is de prevalentie van hepatitis-A-antistoffen hoger dan bij personen zonder hemofilie uit dezelfde leeftijdscategorie. Er is een uitbraak van hepatitis A beschreven die gerelateerd was aan bezoek aan sauna's en darkrooms. Tijdens een hepatitis-A-infectie wordt een sterke toename gezien van HIV-replicatie. Onderliggend leverlijden (hepatitis C) kan exacerberen tijdens een infectie met hepatitis A.

Hepatitis B
De wijze van transmissie van hepatitis B is identiek aan die van HIV. De kans op overdracht is echter veel hoger dan die van HIV. De kans op het ontstaan van chronisch dragerschap is drie- tot zesmaal hoger dan bij HIV-seronegatieve personen. Onderliggend leverlijden (hepatitis C) kan exacerberen tijdens een infectie met hepatitis B. De vorming van antistoffen na vaccinatie met het T-celafhankelijke vaccin is gestoord bij een verlaagd aantal CD4 lymfocyten; controle van antistoffen na vaccinatie is aangewezen.

Voor de wijze van vaccineren wordt verwezen naar het RIVM-rapport Vaccineren van hivpatiënten binnen het vaccinatieprogramma hepatitis B-risicogroepen.

NB 1. Bij non-responders zonder bekende afweerstoornissen is een goede respons op dubbele dosis vaccinatie 0-1-6 beschreven. In aanvulling op bovengenoemde bijlage zou dit na 6 eerdere vaccinaties overwogen kunnen worden (Cardell, 2008).

NB 2. Bij patienten met een CD4 aantal > 500/mm3 is er goede respons beschreven op een versneld vaccinatieschema (0,1,3 weken t.o.v. 0, 4, 24 weken). Als er zorgen zijn over adherence is dit verkorte schema bij deze groep te overwegen. Antistoftiter bepalingen blijven nodig na een volledige serie om de respons te evalueren (de Vries-Sluijs, 2011).

Aanbeveling

Vaccin Aanbeveling CD4-criteria Herhaling Opmerking
Hepatitis A Ja (BIII), in risicogroepen$ 1440 E: 0 en 6 mnd Bij voorkeur wachten tot CD4 t.g.v. therapie > 200 is gestegen; indien deze verwachting niet bestaat dient, ondanks het feit dat de antistofvorming niet optimaal is, toch gevaccineerd te worden n.v.t. Controle van antistoftiters na een volledige vaccinatie
Hepatitis B Ja (BII), in risicogroepen# 10 microgr: 0, 1, 3 wkn (evt. 4e keer bij lage titer) Bij voorkeur wachten tot CD4 t.g.v. therapie > 200 is gestegen; indien deze verwachting niet bestaat dient, ondanks het feit dat de antistofvorming niet optimaal is, toch gevaccineerd te worden n.v.t. Controle van antistoftiters na een volledige vaccinatie

$ Risicogroepen hepatitis A: individuen met frequent wisselende contacten, hemofiliepatiënten, patiënten die geco-ïnfecteerd zijn met hepatitis B en/of C, en patiënten werkzaam in kinderdagverblijven, lagere scholen, e.d.
# Risicogroepen hepatitis B: individuen met frequent wisselende contacten, werkzaam in de gezondheidszorg en patiënten die geco-ïnfecteerd met hepatitis C.



De historie van deze pagina vindt u hier.