Richtlijn HIV
Deze pagina is het laatst bewerkt op 9 nov 2023 om 15:18. | Deze pagina is 91.309 maal bekeken.

Preventie van moeder-kind overdracht: zwangerschap, bevalling en neonatale periode

Uit Richtlijnen HIV

(Verschil tussen bewerkingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
Regel 11: Regel 11:
   
   
-
'''Literatuur'''
+
'''[[Literatuurlijst, bevalling en neonatale periode|Literatuurlijst]]'''
-
 
+
-
*[http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20059573 Boer K, England K, Godfried MH, Thorne C; for the European Collaborative Study. Mode of delivery in HIV-infected pregnant women and prevention of mother-to-child transmission: changing practices in Western Europe. HIV Med 2010 Jan 4. [Epub ahead of print].]
+
-
*[http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20065861 Katz IT, Shapiro R, Li D, Govindarajulu U, Thompson B, Watts DH, et al. Risk factors for detectable HIV-1 RNA at delivery among women receiving highly active antiretroviral therapy in the women and infants transmission study. J Acquir Immune Defic Syndr 2010; 54: 27-34.]  
+
-
*[http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed?term=234%5Bpage%5D+AND+nellen%5Bauthor%5D&cmd=detailssearch Nellen JF, Damming M, Godfried MH, Boer K, van der Ende ME, Burger DM, et al. Steady-state nevirapine plasma concentrations are influenced by pregnancy. HIV Med 2008; 9: 234-8.]
+
-
*[http://www.retroconference.org/2010/Abstracts/37418.htm Read P, Khan P, Mandalia S, Harrisson U, Naftalin C, Gilleece Y, et al, and the London HIV Perinatal Res Group When Should HAART Be Initiated in Pregnancy to Achieve an Undetectable Viral Load? Abstract 896 CROI San Francisco, USA 2010.]
+
-
*[http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20121393 Towers CV, Rumney PJ, Ghamsary MG. Longitudinal study of CD4+ cell counts in HIV-negative pregnant patients. J Matern Fetal and Neonatal Med 2010 Jan [Epub ahead of print].]
+

Versie op 1 sep 2010 07:38

De werkgroep verwijst voor de bespreking van de literatuur en de aanbevelingen naar de Amerikaanse perinatale richtlijn, die op 24 mei 2010 ge-update werden. Het is opvallend hoever de Nederlandse richtlijn uit 2007 voor wat betreft de preventie moeder-kind overdracht van HIV overeenstemt met de Amerikaanse perinatale richtlijn.
Er zijn echter een aantal kanttekeningen te maken en de werkgroep stelt voor op een aantal punten af te wijken van de Amerikaanse richtlijn op basis van recente of niet gebruikte literatuur. Belangrijk in dit opzicht is dat in Nederland het tot nu toe gevoerde preventie beleid tot de meest effectieve in de wereld mag worden gerekend met een overdracht van 0% tussen 2000 en 2008 (n=689; gegevens Stichting HIV Monitoring).

  • Bij zwangeren met een co-infectie (tbc of toxoplasmose) wordt geadviseerd eerst te starten met behandeling van de co-infectie en pas na twee weken met HAART om bij eventuele bijwerkingen deze beter te kunnen relateren aan specifieke medicatie;
  • Bij nog onbehandelde zwangeren waarbij HAART gestart wordt ter preventie van moeder-kind overdracht wordt geadviseerd te starten rond 20-24 weken en eerder naarmate de HIV-RNA load hoger is teneinde de kans te vergroten dat de load voor de partus ondetecteerbaar is [Katz, 2010; Read, 2010];
  • Meting van de HIV-RNA load gebeurt na 30 weken om de 4 weken [Richtlijn Antiretrovirale behandeling, NVAB / CBO 2007].
  • In het algemeen wordt een spiegelbepaling van de proteaseremmers  aanbevolen, omdat deze in de zwangerschap te laag uit kunnen vallen. Alternatief kan een standaard spiegelbepaling 4 weken na start van de therapie worden ingesteld. Spiegelbepaling van nevirapine wordt aanbevolen wanneer de HIV-RNA load niet goed doordaalt of wanneer sprake is van een blip gelet op de mogelijkheid van veranderde farmacokinetiek van deze middelen in de zwangerschap [Nellen, 2008];
  • Het kan overwogen worden om HAART na de partus te staken bij die vrouwen bij wie de nadir van de CD4 lymfocyten voor HAART start in de zwangerschap boven 250 x 106 cellen/ml bedroeg, omdat in de zwangerschap het CD4 celaantal fysiologisch verlaagd is en zich kan herstellen na de zwangerschap [Towers, 2010];
  • Wanneer de laatste HIV-RNA meting voor de partus > 50 k/mL bedraagt wordt een electieve sectio bij 39 weken geadviseerd [Boer, 2010]. Indien de omstandigheden gunstig zijn (a term, vaginaal mutipaar, staande vliezen en dalende load), lijkt het vigerende Nederlandse beleid van een vaginale partus bij een HIV-RNA load < 400 c/mL veilig;
  • Voor de neonaat wordt 4 (en niet 6) weken post-expositie profylaxe, meestal bestaande uit zidovudine met lamivudine geadviseerd, in overleg met een in HIV infectie gespecialiseerde kinderarts (gezien gebruik tot nu toe in Nederland en de effectiviteit van de preventie).

 

Literatuurlijst