Richtlijn HIV
Deze pagina is het laatst bewerkt op 17 feb 2010 om 13:40. | Deze pagina is 80.474 maal bekeken.

Diagnostiek en behandeling acute hiv-infectie

Uit Richtlijnen HIV

Versie op 17 feb 2010 13:40 van Admin (Overleg | bijdragen)
(wijz) ←Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie→ (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Inleiding

Onder primaire HIV-infectie, ook wel acute of recente HIV-infectie genoemd, wordt verstaan de periode tussen enerzijds, exposure c.q. window fase, anderzijds de fase van chronische HIV-infectie. Kenmerkend voor acute HIV-infectie zijn de dynamiek van de plasma HIV-load, en de ontwikkeling van de cellulaire en humorale immuniteit tegen HIV. De plasma HIV-load kent in deze periode een karakteristieke piek, die een hoogte kan bereiken van enkele (tientallen) miljoenen HIV-RNA kopieën/ml, gevolgd door een afname tot een redelijk stabiel niveau, het zgn. virale setpoint. De afname van de piek valt samen met de opkomst van cytotoxische T-cellen. Daarnaast is er tijdens een primaire HIV-infectie vaak een periode waarin een verlaging van het aantal CD4 cellen optreedt.1,2 Parallel loopt de ontwikkeling van de antistoffen, geïllustreerd door het toenemen van de reactiviteit in de ELISA en Western blot. Zowel het aantal virale eiwitten waartegen reactiviteit gemeten wordt als de intensiteit van de reactie neemt toe. Indien vroegtijdig antiretrovirale therapie gestart wordt, kan deze ontwikkeling trager verlopen of zelfs weer afnemen.3,4

Een primaire HIV-infectie kan asymptomatisch verlopen of gepaard gaan met (ernstige) symptomen. Er bestaat een verband tussen ernst en duur van de symptomen en de snelheid van ziekteprogressie, waarbij het optreden van symptomen correleert aan een snelle progressie.5-8 Symptomen bij een primaire HIV-infectie zijn echter niet specifiek genoeg voor het stellen van de diagnose. Omdat de diagnose ‘primaire HIV-infectie’ mogelijk de consequentie heeft dat er antiretrovirale therapie wordt gestart, dient de diagnose onderbouwd te worden door middel van laboratorium onderzoek(en).9-11 Hoewel er geen standaard uit de literatuur beschikbaar is, worden de volgende (combinaties van) labuitslagen geaccepteerd als aanwijzingen of bewijzend voor de diagnose ‘primaire HIV-infectie’:

  • een positieve HIV-RNA of DNA, of een positieve p24 antigeen en een:
    • negatieve of zwak-positieve ELISA of
    • negatieve of indeterminate Western blot
  • een negatieve detuned ELISA in combinatie met een positieve ELISA of Western blot
  • een negatieve ELISA minder dan 6 maanden voor seroconversie

Er zijn aanwijzingen dat een behandelperiode tijdens acute HIV-infectie een gunstige invloed heeft op de ontwikkeling van de HIV-specifieke afweer en het beloop van de plasma HIV-load.12


Uitgangsvragen

  1. Kan behandeling met antiretrovirale middelen bij een symptomatische primaire HIV-infectie de duur en/of ernst van de symptomen in gunstige zin beïnvloeden?
  2. Kan antiretrovirale therapie tijdens een primaire HIV-infectie het beloop van het aantal CD4 cellen en de plasma HIV-load op de lange termijn gunstig beïnvloeden?
  3. Kan antiretrovirale therapie tijdens een primaire HIV-infectie het klinisch beloop op lange termijn gunstig beïnvloeden?


Literatuurverzameling

De volgende bronnen werden geïncludeerd in de literatuur verzameling±