Richtlijn HIV
Deze pagina is het laatst bewerkt op 9 nov 2023 om 15:43. | Deze pagina is 42.348 maal bekeken.

Screening overige comorbiditeit en bijwerkingen

Uit Richtlijnen HIV

(Verschil tussen bewerkingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
(Eén tussenliggende versie wordt niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
-
Voor wat betreft de preventie en behandeling van niet-traditioneel met hiv geassocieerde comorbiditeit en bijwerkingen van antiretrovirale therapie wordt verwezen naar de [http://www.eacsociety.org/files/2018_guidelines-9.1-english.pdf EACS&nbsp;Guidelines] (part III) (update oktober 2018). <br>Van belang om op te merken is dat deze EACS richtlijn de reflectie is van een consensus binnen een panel van deskundigen op het gebied van hiv enerzijds en respectievelijke de in de richtlijn behandelde comorbiditeiten anderszijds. De in de EACS richtlijn opgenomen aanbevelingen zijn veelal gebaseerd op de aanbevelingen zoals die gelden voor de algemene bevolking, met daaraan waar relevant, toegevoegd aspecten die in de context van een hiv infectie specifiek aandacht behoeven. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan interacties tussen antiretrovirale middelen en middelen ter preventie/behandeling van comorbiditeit, bijwerkingen van antiretrovirale middelen die de uiting van comorbiditeit beinvloeden (lipidenspectrum, nierfunctie e.d.). De achtergrond van deze werkwijze is dat er vooralsnog zeer beperkt studies in de hiv-positieve populatie zijn verricht naar de optimale preventie en/of behandeling van diverse comorbiditeiten. Derhalve is ook bewust het aangeven van een mate van bewijskracht vanuit literatuur/congrespresentaties en niveau van sterkte van de aanbevelingen achterwege gelaten.&nbsp;De EACS richtlijn is goed in de Nederlandse situatie toepasbaar.  
+
Voor wat betreft de preventie en behandeling van niet-traditioneel met hiv geassocieerde comorbiditeit en bijwerkingen van antiretrovirale therapie wordt verwezen naar de [https://eacs.sanfordguide.com/prevention-non-infectious-co-morbidities EACS&nbsp;Guidelines]&nbsp;(update oktober 2020). <br>Van belang om op te merken is dat deze EACS richtlijn de reflectie is van een consensus binnen een panel van deskundigen op het gebied van hiv enerzijds en respectievelijke de in de richtlijn behandelde comorbiditeiten anderszijds. De in de EACS richtlijn opgenomen aanbevelingen zijn veelal gebaseerd op de aanbevelingen zoals die gelden voor de algemene bevolking, met daaraan waar relevant, toegevoegd aspecten die in de context van een hiv infectie specifiek aandacht behoeven. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan interacties tussen antiretrovirale middelen en middelen ter preventie/behandeling van comorbiditeit, bijwerkingen van antiretrovirale middelen die de uiting van comorbiditeit beinvloeden (lipidenspectrum, nierfunctie e.d.). De achtergrond van deze werkwijze is dat er vooralsnog zeer beperkt studies in de hiv-positieve populatie zijn verricht naar de optimale preventie en/of behandeling van diverse comorbiditeiten. Derhalve is ook bewust het aangeven van een mate van bewijskracht vanuit literatuur/congrespresentaties en niveau van sterkte van de aanbevelingen achterwege gelaten.&nbsp;De EACS richtlijn is goed in de Nederlandse situatie toepasbaar.  
Voor het berekenen van het 10-jaars risico op een osteoporotische fractuur kan gebruik worden gemaakt van de door de WHO ontwikkelde [http://www.sheffield.ac.uk/FRAX/tool.jsp?country=30 “Fracture risk assessment tool” (FRAX)]. Binnen FRAX wordt ook rekening gehouden met aandoeningen/factoren die tot secundaire osteoporose aanleiding kunnen geven (reumatoide arthritis, glucocorticosteroid gebruik). Aangezien hiv/hiv-behandeling wellicht ook gezien kan worden als risicofactor voor secundaire osteoporose zijn er deskundigen die voorstellen om hier bij de berekening van FRAX-scores rekening mee te houden. Aangezien er echter niet bekend is welk gewicht er aan deze nieuwe risicofactor toegekend dient te worden lijkt dit op moment prematuur. Wel dient men zich te realizeren dat het met FRAX berekende fractuurrisico in de context van hiv een onderschatting zou kunnen zijn.  
Voor het berekenen van het 10-jaars risico op een osteoporotische fractuur kan gebruik worden gemaakt van de door de WHO ontwikkelde [http://www.sheffield.ac.uk/FRAX/tool.jsp?country=30 “Fracture risk assessment tool” (FRAX)]. Binnen FRAX wordt ook rekening gehouden met aandoeningen/factoren die tot secundaire osteoporose aanleiding kunnen geven (reumatoide arthritis, glucocorticosteroid gebruik). Aangezien hiv/hiv-behandeling wellicht ook gezien kan worden als risicofactor voor secundaire osteoporose zijn er deskundigen die voorstellen om hier bij de berekening van FRAX-scores rekening mee te houden. Aangezien er echter niet bekend is welk gewicht er aan deze nieuwe risicofactor toegekend dient te worden lijkt dit op moment prematuur. Wel dient men zich te realizeren dat het met FRAX berekende fractuurrisico in de context van hiv een onderschatting zou kunnen zijn.  
Overige risicocalculatoren zijn te vinden op de website van [http://www.hivpv.org/Home/Tools/tabid/91/ctl/ExamView/mid/500/eid/0/lid/0/Default.aspx Hiv Pharmacovigilance].<br>
Overige risicocalculatoren zijn te vinden op de website van [http://www.hivpv.org/Home/Tools/tabid/91/ctl/ExamView/mid/500/eid/0/lid/0/Default.aspx Hiv Pharmacovigilance].<br>

Versie op 7 okt 2020 17:14

Voor wat betreft de preventie en behandeling van niet-traditioneel met hiv geassocieerde comorbiditeit en bijwerkingen van antiretrovirale therapie wordt verwezen naar de EACS Guidelines (update oktober 2020).
Van belang om op te merken is dat deze EACS richtlijn de reflectie is van een consensus binnen een panel van deskundigen op het gebied van hiv enerzijds en respectievelijke de in de richtlijn behandelde comorbiditeiten anderszijds. De in de EACS richtlijn opgenomen aanbevelingen zijn veelal gebaseerd op de aanbevelingen zoals die gelden voor de algemene bevolking, met daaraan waar relevant, toegevoegd aspecten die in de context van een hiv infectie specifiek aandacht behoeven. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan interacties tussen antiretrovirale middelen en middelen ter preventie/behandeling van comorbiditeit, bijwerkingen van antiretrovirale middelen die de uiting van comorbiditeit beinvloeden (lipidenspectrum, nierfunctie e.d.). De achtergrond van deze werkwijze is dat er vooralsnog zeer beperkt studies in de hiv-positieve populatie zijn verricht naar de optimale preventie en/of behandeling van diverse comorbiditeiten. Derhalve is ook bewust het aangeven van een mate van bewijskracht vanuit literatuur/congrespresentaties en niveau van sterkte van de aanbevelingen achterwege gelaten. De EACS richtlijn is goed in de Nederlandse situatie toepasbaar.

Voor het berekenen van het 10-jaars risico op een osteoporotische fractuur kan gebruik worden gemaakt van de door de WHO ontwikkelde “Fracture risk assessment tool” (FRAX). Binnen FRAX wordt ook rekening gehouden met aandoeningen/factoren die tot secundaire osteoporose aanleiding kunnen geven (reumatoide arthritis, glucocorticosteroid gebruik). Aangezien hiv/hiv-behandeling wellicht ook gezien kan worden als risicofactor voor secundaire osteoporose zijn er deskundigen die voorstellen om hier bij de berekening van FRAX-scores rekening mee te houden. Aangezien er echter niet bekend is welk gewicht er aan deze nieuwe risicofactor toegekend dient te worden lijkt dit op moment prematuur. Wel dient men zich te realizeren dat het met FRAX berekende fractuurrisico in de context van hiv een onderschatting zou kunnen zijn.

Overige risicocalculatoren zijn te vinden op de website van Hiv Pharmacovigilance.