Richtlijn HIV
Deze pagina is het laatst bewerkt op 9 nov 2023 om 15:43. | Deze pagina is 42.349 maal bekeken.

Screening overige comorbiditeit en bijwerkingen

Uit Richtlijnen HIV

(Verschil tussen bewerkingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
Regel 1: Regel 1:
-
Voor wat betreft de preventie en behandeling van niet-traditioneel met HIV geassocieerde comorbiditeit en bijwerkingen van antiretrovirale therapie wordt verwezen naar de in januari 2017 door de European Aids Clinical Society (EACS) uitgegeven [http://www.eacsociety.org/files/guidelines_8.2-english.pdf EACS&nbsp;Guidelines] (part III). <br>Van belang om op te merken is dat deze EACS richtlijn de reflectie is van een consensus binnen een panel van deskundigen op het gebied van HIV enerzijds en de respectievelijke in de richtlijn behandelde comorbiditeiten anderszijds. De in de EACS richtlijn opgenomen aanbevelingen zijn veelal gebaseerd op de aanbevelingen zoals die gelden voor de algemene bevolking, met daaraan waar relevant, toegevoegd aspecten die in de context van een HIV infectie specifiek aandacht behoeven. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan interacties tussen antiretrovirale middelen en middelen ter preventie/behandeling van comorbiditeit, bijwerkingen van antiretrovirale middelen die de uiting van comorbiditeit beinvloeden (lipidenspectrum, nierfunctie e.d.). De achtergrond van deze werkwijze is dat er vooralsnog zeer beperkt studies in de HIV-positieve populatie zijn verricht naar de optimale preventie en/of behandeling van diverse comorbiditeiten. Derhalve is ook bewust het aangeven van een mate van bewijskracht vanuit literatuur/congrespresentaties en niveau van sterkte van de aanbevelingen achterwege gelaten.&nbsp;De EACS richtlijn is goed in de Nederlandse situatie toepasbaar.  
+
Voor wat betreft de preventie en behandeling van niet-traditioneel met HIV geassocieerde comorbiditeit en bijwerkingen van antiretrovirale therapie wordt verwezen naar de [http://www.eacsociety.org/guidelines/eacs-guidelines/eacs-guidelines.html EACS&nbsp;Guidelines] (part III). <br>Van belang om op te merken is dat deze EACS richtlijn de reflectie is van een consensus binnen een panel van deskundigen op het gebied van HIV enerzijds en de respectievelijke in de richtlijn behandelde comorbiditeiten anderszijds. De in de EACS richtlijn opgenomen aanbevelingen zijn veelal gebaseerd op de aanbevelingen zoals die gelden voor de algemene bevolking, met daaraan waar relevant, toegevoegd aspecten die in de context van een HIV infectie specifiek aandacht behoeven. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan interacties tussen antiretrovirale middelen en middelen ter preventie/behandeling van comorbiditeit, bijwerkingen van antiretrovirale middelen die de uiting van comorbiditeit beinvloeden (lipidenspectrum, nierfunctie e.d.). De achtergrond van deze werkwijze is dat er vooralsnog zeer beperkt studies in de HIV-positieve populatie zijn verricht naar de optimale preventie en/of behandeling van diverse comorbiditeiten. Derhalve is ook bewust het aangeven van een mate van bewijskracht vanuit literatuur/congrespresentaties en niveau van sterkte van de aanbevelingen achterwege gelaten.&nbsp;De EACS richtlijn is goed in de Nederlandse situatie toepasbaar.  
Voor het berekenen van het 10-jaars risico op een osteoporotische fractuur kan gebruik worden gemaakt van de door de WHO ontwikkelde [http://www.sheffield.ac.uk/FRAX/tool.jsp?country=30 “Fracture risk assessment tool” (FRAX)]. Binnen FRAX wordt ook rekening gehouden met aandoeningen/factoren die tot secundaire osteoporose aanleiding kunnen geven (reumatoide arthritis, glucocorticosteroid gebruik). Aangezien HIV/HIV-behandeling wellicht ook gezien kan worden als risicofactor voor secundaire osteoporose zijn er deskundigen die voorstellen om hier bij de berekening van FRAX-scores rekening mee te houden. Aangezien er echter niet bekend is welk gewicht er aan deze nieuwe risicofactor toegekend dient te worden lijkt dit op moment prematuur. Wel dient men zich te realizeren dat het met FRAX berekende fractuurrisico in de context van HIV een onderschatting zou kunnen zijn.  
Voor het berekenen van het 10-jaars risico op een osteoporotische fractuur kan gebruik worden gemaakt van de door de WHO ontwikkelde [http://www.sheffield.ac.uk/FRAX/tool.jsp?country=30 “Fracture risk assessment tool” (FRAX)]. Binnen FRAX wordt ook rekening gehouden met aandoeningen/factoren die tot secundaire osteoporose aanleiding kunnen geven (reumatoide arthritis, glucocorticosteroid gebruik). Aangezien HIV/HIV-behandeling wellicht ook gezien kan worden als risicofactor voor secundaire osteoporose zijn er deskundigen die voorstellen om hier bij de berekening van FRAX-scores rekening mee te houden. Aangezien er echter niet bekend is welk gewicht er aan deze nieuwe risicofactor toegekend dient te worden lijkt dit op moment prematuur. Wel dient men zich te realizeren dat het met FRAX berekende fractuurrisico in de context van HIV een onderschatting zou kunnen zijn.  

Versie op 6 mrt 2018 12:20

Voor wat betreft de preventie en behandeling van niet-traditioneel met HIV geassocieerde comorbiditeit en bijwerkingen van antiretrovirale therapie wordt verwezen naar de EACS Guidelines (part III).
Van belang om op te merken is dat deze EACS richtlijn de reflectie is van een consensus binnen een panel van deskundigen op het gebied van HIV enerzijds en de respectievelijke in de richtlijn behandelde comorbiditeiten anderszijds. De in de EACS richtlijn opgenomen aanbevelingen zijn veelal gebaseerd op de aanbevelingen zoals die gelden voor de algemene bevolking, met daaraan waar relevant, toegevoegd aspecten die in de context van een HIV infectie specifiek aandacht behoeven. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan interacties tussen antiretrovirale middelen en middelen ter preventie/behandeling van comorbiditeit, bijwerkingen van antiretrovirale middelen die de uiting van comorbiditeit beinvloeden (lipidenspectrum, nierfunctie e.d.). De achtergrond van deze werkwijze is dat er vooralsnog zeer beperkt studies in de HIV-positieve populatie zijn verricht naar de optimale preventie en/of behandeling van diverse comorbiditeiten. Derhalve is ook bewust het aangeven van een mate van bewijskracht vanuit literatuur/congrespresentaties en niveau van sterkte van de aanbevelingen achterwege gelaten. De EACS richtlijn is goed in de Nederlandse situatie toepasbaar.

Voor het berekenen van het 10-jaars risico op een osteoporotische fractuur kan gebruik worden gemaakt van de door de WHO ontwikkelde “Fracture risk assessment tool” (FRAX). Binnen FRAX wordt ook rekening gehouden met aandoeningen/factoren die tot secundaire osteoporose aanleiding kunnen geven (reumatoide arthritis, glucocorticosteroid gebruik). Aangezien HIV/HIV-behandeling wellicht ook gezien kan worden als risicofactor voor secundaire osteoporose zijn er deskundigen die voorstellen om hier bij de berekening van FRAX-scores rekening mee te houden. Aangezien er echter niet bekend is welk gewicht er aan deze nieuwe risicofactor toegekend dient te worden lijkt dit op moment prematuur. Wel dient men zich te realizeren dat het met FRAX berekende fractuurrisico in de context van HIV een onderschatting zou kunnen zijn.

Overige risicocalculatoren zijn te vinden op de website van HIV Pharmacovigilance.


De historie van deze pagina vindt u hier.