Richtlijn HIV
Deze pagina is het laatst bewerkt op 31 aug 2010 om 20:32. | Deze pagina is 70.596 maal bekeken.

Behandeling van tuberculose bij mensen met een hiv-infectie

Uit Richtlijnen HIV

Versie op 31 aug 2010 20:32 van Mtuut (Overleg | bijdragen)
Ga naar: navigatie, zoeken

De werkgroep adviseert hierbij de CBO-richtlijn Tuberculose-HIV te volgen, waarbij het volgende commentaar in acht moet worden genomen:

De richtlijn is vrij recent en er is geen veranderd inzicht of nieuwe literatuur die aanpassing van de richtlijn vereist. Wel zijn er aanvullingen door recent verschenen literatuur voor gebruik van IGRA's bij HIV-patiënten en voor therapie met HAART en tuberculostatica.

  1. IGRA's
    In de Richtlijn Tuberculose-HIV staat in hoofdstuk 2, blz 21, laatste regels en als conclusie op blz 22: 'Voor toepassing van een Interferon Gamma Release Assay (IGRA) bij HIV-geïnfecteerden is vooralsnog geen literatuur met voldoende bewijskracht (NICE 2006).' Sinds het verschijnen van de richtlijn zijn er studies gepubliceerd die de waarde van IGRA's (Quantiferon en T-Spot.TB) vergelijken met de tuberculine huidtest (THT; Mantoux) bij LTBI in HIV+ patiënten [Mori, 2009; Talati, 2009]. In een laag endemisch TB gebied gaven IGRA's meer positieve uitslagen dan de THT (Mantoux), maar correlatie tussen deze 2 testen was laag. Een nadeel van de Quantiferon test ten opzichte van de Mantoux is dat de sensitiviteit afneemt bij een lager aantal CD4+ lymfocyten [Mori, 2009; Stephan, 2008]. Correlatie tussen de drie de testen voor het aantonen van LTBI  (latente tuberculose-infectie) is laag [Stephan, 2008; Talati, 2009]. Bij afwezigheid van een gouden standaard voor LTBI (latente tuberculose-infectie) zijn meer studies noodzakelijk om de waarde van IGRA's bij HIV vast te stellen, zeker bij patiënten met een laag aantal CD4+ lymfocyten. Hoewel IGRA's minder beïnvloed worden door immunosuppressie en een hogere sensitiviteit lijken te hebben, blijft bovenstaande conclusie uit de richtlijn Tuberculose-HIV van kracht [Hammond, 2008].
  2. Therapie
    2A. Start van therapie. Hoofdstuk 5, Conclusie blz 47. 'Het starten van HAART tijdens behandeling van tuberculose vermindert de mortaliteit bij HIV/tbc-geïnfecteerde patiënten. B: Manosuthi 2006; B: Nahid 2007'. Dit wordt nu gestaafd door een recente gerandomiseerde studie, die laat zien dat vroeg beginnen met HAART tijdens TB therapie de mortaliteit verlaagt [Abdool Karim, 2010].
    2B. doseringen, interacties en bijwerkingen. Zie hiervoor hoofdstuk 14 (interacties).
    2C. Dosering rifamycine. In de conclusie op bldz.41 en aanbevelingen op blz. 42, wordt geadviseerd rifampicine derivaten minimaal 6 maanden te geven en om indien rifampicine derivaten intermitterend moeten worden toegediend min. 3 x per week. In een recente meta-analyse wordt een significant hogere relapse rate van TB gevonden als rifampicine derivaten 2 maanden of minder worden gegeven en een trend naar een hogere relapse rate bij 6 maanden behandeling t.o.v. 8 maanden of langer [Khan, 2010]. Wel worden significant meer relapses gevonden bij 3 x per week behandeling in vergelijking met dagelijks rifampicine derivaten. Dagelijkse behandeling verdient de voorkeur.


Literatuur