Controle van mensen met antiretrovirale behandeling
Uit Richtlijnen HIV
- Bloedbeeld:
- Hb;
- Leukocyten;
- Trombocyten;
- Leverenzymen:
- ALAT;
- Alkalische fosfatase;
- Nierfunctie: creatinine;
- Hiv-RNA: eenmaal in de eerste 3 maanden; indien Hiv-1 RNA onmeetbaar laag: tweemaal per jaar;
- CD4-cellen indien CD4 <350 cells/mm3 minimaal twee keer per jaar; indien CD4 > 350 cells/mm3 minder frequent;
- Minimaal een keer per jaar:
- Glucose;
- Cholesterol;
- Triglyceriden;
- Urinedipstick + kwantitatief eiwit en creatinine in urineportie;
- Bloeddruk meten;
- Indien tenofovir difumaraat: fosfaat;
- Op indicatie:
- HDL-cholesterol;
- LDL-cholesterol;
- Cardiovasculair risico profiel opmaken;
- In een laag-risicogroep met betrekking tot cardiovasculaire aandoeningen kan met minder frequente controle van lipiden worden volstaan;
- Een keer per jaar:
- TPHA/VDRL;
- HCV-IgG bij MSM met risicogedrag;
- PAP smear: één keer per jaar; bij drie opeenvolgende negatieve uitslagen kan met screening eens per drie jaar worden volstaan.
Controlefrequentie van mensen met antiretrovirale therapie
Mensen met een hiv-infectie dienen minimaal twee contactmomenten per jaar met het hiv-behandelteam te hebben, waarvan minimaal één met een internist-infectioloog (in opleiding).