Richtlijn HIV
Deze pagina is het laatst bewerkt op 9 nov 2023 om 14:24. | Deze pagina is 34.977 maal bekeken.

Resistentiebepalingen

Uit Richtlijnen HIV

(Verschil tussen bewerkingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
Regel 1: Regel 1:
-
Het hoofdstuk over de resistentietesting uit de [https://clinicalinfo.hiv.gov/en/guidelines/adult-and-adolescent-arv/drug-resistance-testing?view=full DHHS-richtlijn] (update oktober 2018) wordt overgenomen met de volgende opmerkingen:  
+
Het hoofdstuk over de resistentietesting uit de [https://clinicalinfo.hiv.gov/en/guidelines/adult-and-adolescent-arv/drug-resistance-testing?view=full DHHS-richtlijn] wordt overgenomen met de volgende opmerkingen:  
*Bij therapie-ervaren patiënten: de resistentiebepaling moet worden overwogen bij patiënten met HIV RNA tussen 200 en 1000 kopieën/mL, in tegenstelling tot de DHHS richtlijn die deze bepaling bij HIV RNA tussen 500 en 1000 kopieën/mL adviseert. Met de huidige technieken is de kans heel groot dat de genotypering ook bij HIV RNA tussen 200 en 500 kopieën/mL succesvol zal zijn.  
*Bij therapie-ervaren patiënten: de resistentiebepaling moet worden overwogen bij patiënten met HIV RNA tussen 200 en 1000 kopieën/mL, in tegenstelling tot de DHHS richtlijn die deze bepaling bij HIV RNA tussen 500 en 1000 kopieën/mL adviseert. Met de huidige technieken is de kans heel groot dat de genotypering ook bij HIV RNA tussen 200 en 500 kopieën/mL succesvol zal zijn.  

Versie op 2 dec 2021 10:45

Het hoofdstuk over de resistentietesting uit de DHHS-richtlijn wordt overgenomen met de volgende opmerkingen:

  • Bij therapie-ervaren patiënten: de resistentiebepaling moet worden overwogen bij patiënten met HIV RNA tussen 200 en 1000 kopieën/mL, in tegenstelling tot de DHHS richtlijn die deze bepaling bij HIV RNA tussen 500 en 1000 kopieën/mL adviseert. Met de huidige technieken is de kans heel groot dat de genotypering ook bij HIV RNA tussen 200 en 500 kopieën/mL succesvol zal zijn.
  • Co-receptorbepaling:
    • de genotypische tropismebepaling heeft voorkeur om het HIV-1 coreceptorgebruik te bepalen.
    • de fenotypische tropismebepaling kan als een alternatief worden overwogen.
    • bij patiënten met ondetecteerbare HIV RNA kan een genotypische tropismebepaling worden gebruikt indien het gebruik van de CCR5 antagonist wordt overwogen.