Resistentiebepalingen
Uit Richtlijnen HIV
(Verschil tussen bewerkingen)
Regel 4: | Regel 4: | ||
*Co-receptorbepaling: | *Co-receptorbepaling: | ||
**de genotypische tropismebepaling heeft voorkeur om het HIV-1 coreceptorgebruik te bepalen. | **de genotypische tropismebepaling heeft voorkeur om het HIV-1 coreceptorgebruik te bepalen. | ||
- | **de fenotypische tropismebepaling kan als een alternatief worden overwogen | + | **de fenotypische tropismebepaling kan als een alternatief worden overwogen. |
**bij patiënten met ondetecteerbare HIV RNA kan een genotypische tropismebepaling worden gebruikt indien het gebruik van de CCR5 antagonist wordt overwogen. | **bij patiënten met ondetecteerbare HIV RNA kan een genotypische tropismebepaling worden gebruikt indien het gebruik van de CCR5 antagonist wordt overwogen. | ||
<br> | <br> |
Versie op 31 mrt 2020 09:17
Het hoofdstuk over de resistentietesting uit de DHHS richtlijn (update oktober 2018) wordt overgenomen met de volgende opmerkingen:
- Bij therapie-ervaren patiënten: de resistentiebepaling moet worden overwogen bij patiënten met HIV RNA tussen 200 en 1000 kopieën/mL, in tegenstelling tot de DHHS richtlijn die deze bepaling bij HIV RNA tussen 500 en 1000 kopieën/mL adviseert. Met de huidige technieken is de kans heel groot dat de genotypering ook bij HIV RNA tussen 200 en 500 kopieën/mL succesvol zal zijn.
- Co-receptorbepaling:
- de genotypische tropismebepaling heeft voorkeur om het HIV-1 coreceptorgebruik te bepalen.
- de fenotypische tropismebepaling kan als een alternatief worden overwogen.
- bij patiënten met ondetecteerbare HIV RNA kan een genotypische tropismebepaling worden gebruikt indien het gebruik van de CCR5 antagonist wordt overwogen.